Gehecht aan Beijing?

Vorige week was ik illegaal in Beijing: mijn instituutsdirecteur, Eric Fischer, gaf (nog) geen toestemming, eerst omdat hij een vakantietrip vermoedde, daarna omdat het nut ervan voor het Leidse Instituut Pedagogische Wetenschappen hem niet duidelijk was.

Jarenlang heb ik uitnodigingen afgeslagen om naar China te komen en er voordrachten en workshops te houden. De reis is nogal lang, meer dan 10 uur vliegen, trage grenscontrole, en dan nog met de auto van het vliegveld door het immense Beijing. Verder is de jetlag een belemmering. De vlucht naar China vindt ‘s nachts plaats en het dag-nacht ritme verschuift 6 uur, met slaapgebrek als gevolg. En dat alles niet alleen op de heenreis maar ook terug.

Maar China is een bijzonder land, niet alleen voor vakantiegangers maar ook voor gedragswetenschappers, en de ongemakken op reis meer dan de moeite waard.

Het land telt 1.4 miljard inwoners en miljoenen kinderen. De dominante gezinsvorm is bijzonder omdat doorgaans ook grootouders deel uitmaken van het primaire gezin dat vaak niet meer dan 1 kind telt. Door binnenlandse migratie van ouders van platteland naar de grote steden blijft een groot aantal kinderen achter bij de grootouders. De vraag is wat het betekent voor de ontwikkeling om enig kind te zijn en ver weg van de ouders door de grootouders te worden opgevoed.

China is een goed voorbeeld van een slechte onderzoekspraktijk in de pedagogiek en ontwikkelingspsychologie. De meeste studies vinden plaats in WEIRD landen: Western Educated, Industrialized, Rich, and Democratic countries (Henrich et al., 2010), en China is daarvan geen onderdeel. Naar schatting 90% van de wereldbevolking blijft daardoor buiten beschouwing, terwijl er toch de pretentie is dat het onderzoek en de theorieën wereldwijde geldigheid hebben.

Wereldwijde geldigheid is ook een nuttige hypothese maar moet wel telkens getoetst worden. Zo’n hypothese is dat gehechtheid een universeel verschijnsel is: ieder kind zou gehecht raken aan een beschermende opvoeder, en voorlopig wijst het schaarse onderzoek naar gehechtheid in China uit dat dit inderdaad ook voor dat land opgaat.

Zie figuur handbook-culture-chapter-3rd-edition-figure-1-jpg
De figuur is uit het Handbook of Attachment, 2016, 3th Edition, hoofdstuk: Cross-cultural patterns of attachment (auteurs: J. Mesman, M.H. van IJzendoorn, A. Sagi). De figuur laat zien dat gehechtheid ook in China op de gebruikelijke wijze is verdeeld in veilige en angstige classificaties maar dat nog heel weinig bekend is over de relatie tussen sensitief opvoeden en kwaliteit van de gehechtheid, een kernhypothese uit de gehechtheidstheorie.

Probleem is dat door gebrek aan training de meeste Chinese studies naar gehechtheid gebrekkig uitgevoerd zijn, en eigenlijk is er maar 1 studie waarbij de metingen voor gehechtheid op verantwoorde manier zijn uitgevoerd (Archer et al., 2015). Cruciale vragen naar de relatie tussen sensitiviteit van ouders en grootouders voor hun kind en de kwaliteit van gehechtheid van dit kind blijven onbeantwoord, en ook experimentele interventies gericht op verhoging van de pedagogische sensitiviteit en verbetering van de band tussen kind en opvoeders ontbreken.

Er is dringend behoefte bij Chinese collega’s en hun medewerkers en studenten aan training door experts in toepassing van ingewikkelde meetinstrumenten zodat ze op termijn hun eigen varianten kunnen ontwikkelen en gedegen onderzoek opzetten naar vragen die vooral voor hun land van groot belang zijn. Vorige week heeft een groep van 15 hoogleraren, postdocs en promovendi intensief studie gemaakt van een centraal meetinstrument uit de gehechtheidstheorie —de ‘Strange Situation Procedure’ (Ainsworth et al., 1978).

zie foto china-ssp-workshop-october-2016

Het is de vraag of dit werk voor mij persoonlijk of voor ons Leidse instituut iets oplevert. Ik vermoed eigenlijk van niet. Toch was die opbrengst een criterium voor de instituutsdirecteur Eric Fischer om wel of niet zijn toestemming voor het werkbezoek te geven. Dat staat haaks op de gedachte dat wetenschap grenzeloos is.

De vliegreis naar Beijing begon overigens met machinepech. Het vliegtuig was al vertrokken toen de piloot constateerde dat er teveel kerosine werd verbruikt. Dat bleek te wijten aan een kapotte vleugel, reden om rechtsomkeer te maken, maar niet voordat een groot deel van de kerosinevoorraad was geloosd ten noorden van het prachtige eiland Schiermonnikoog, hopelijk bij wind vanuit het zuiden. Vier uur later vertrokken we weer. De landing in Beijing was onthullend: de stad lag onder een reusachtige grijze deken van smog en wat dat betekent voor de bewoners werd snel duidelijk. In de stad dragen veel mensen maskers voor de mond, en de lucht is inderdaad bijna verstikkend.

De bewoners zijn zich zeer bewust van de onhoudbaar slechte luchtkwaliteit die ook voor de gezondheid van kinderen een groot probleem moet vormen. Voorlopig is een werkbezoek aan Beijing niet aan te bevelen, laat staan daar een vakantie vieren. Onze instituutsdirecteur Eric Fischer hoeft niet bezorgd te zijn voor een snelle herhaling van deze illegale trip naar het verre oosten. Wie weet heeft hij intussen besloten post hoc zijn toestemming te geven, zo niet dan waren het toch nuttig bestede vakantiedagen, daar in China.

This entry was posted in Uncategorized. Bookmark the permalink.